Over de inhoudelijke zelfmanifestatie van een zichzelf eeuwig gelijk blijvend wezen
Een intuitionistisch-kosmische verhandeling
Gezien het bestaan van de eeuwigheid, die als zodanig in heel haar volheid zonder meer een feit is, hoeft het niet te bevreemden dat die gepaard gaat met, en a.h.w. één geheel vormt met, de volheid van een zich inhoudelijk manifesterend oftewel eeuwig levend wezen dat alles waarin het zich manifesteert als zodanig in zich begrijpt, te weten het zijnde - desnoods, in beeldender termen, ook wel 'heelal', 'universum' of 'kosmos' te noemen. -
Niet anders dan de eeuwigheid bestaat het zijnde zonder enige in- of externe oorzaak en logenstraft het door het blote feit van zijn bestaan diverse denkbeelden - althans naar hetgeen zij behelzen - die het nota bene zelf in zich begrijpt, bijvoorbeeld de notie dat er evengoed iets anders had kunnen bestaan, of misschien ook wel helemaal niets; of de (inconsequente) idee dat iets onmogelijk kan bestaan zonder een opperwezen als schepper en hoeder ervan.
Het zijnde is wat het is, d.w.z. een zichzelf eeuwig gelijk blijvend wezen (perpetuum immobile): het kan aan zichzelf niets toe- of afdoen. Inhoudelijk is het echter kennelijk van dien aard dat het continu in zichzelf werkzaam is (perpetuum mobile), en wel zodanig werkzaam dat de verschijnselen waarin het zich daarbij manifesteert, zo als die zich de eeuwigheid door voordoen, op adequate wijze weergeven wat het allemaal inhoudt en hoe e.e.a. samenhangt.
In principe draait het zijnde integraal in zichzelf met de snelheid van 0,0 max. oftewel met absolute snelheid, d.w.z. zo snel dat al datgene wat het inhoudelijk uitmaakt in wezen bestaat in de vorm van een universele homogene massa daarvan en als zodanig bewegingloos in zichzelf rust en eeuwig aan zichzelf gelijk blijft, met andere woorden een massa van identieke universele 'punten' waarin alle informatie omtrent de aard en alle andere aspecten van wat het zijnde inhoudt eeuwig onveranderlijk besloten ligt, maar die intussen derhalve ook met absolute snelheid in zichzelf draaien en op grond daarvan in zichzelf trillen, waardoor ze - fungerend als basiselementen van het zijnde - met de meest uiteenlopende (submaximale) snelheden conform hun immanente informatie niet alleen in almaar wisselende onderlinge vervlechting en verstrengeling verwikkeld zijn, maar ook anderszins continu dooreenwerken, kortom: als in wezen homogene massa evenzeer een continu zodanig in zichzelf werkzame massa vormen dat de naar aard en inhoud van het zijnde doorlopend wisselende, al dan niet tastbare verschijnselen waarin die massa zich daarbij manifesteert, zo als ze zich de eeuwigheid door voordoen, op adequate wijze uitbeelden wat het zijnde allemaal inhoudt en hoe e.e.a. samenhangt.
Gedragen en in zijn immense sferisch-ruimtelijke gesteltenis mede geconditioneerd wordt het zijnde door datgene wat voor het overige heerst - en dat als zodanig mede tot het zijnde behoort - , namelijk, absolute leegte.
Ongetwijfeld behoort de mens, elk afzonderlijk en als collectief, mede tot al datgene wat het zijnde inhoudt en komt hij derhalve (schrijver dezes niet uitgezonderd), conform de zijn zelfmanifestatie betreffende informatie zoals die in elk basiselement van het zijnde besloten ligt, onvermijdelijk ook voor tussen al datgene wat zich de eeuwigheid door aan verschijnselen voordoet; bij gelegenheid waarvan hij zichzelf samen met tot hem in relatie staande, al dan niet gelijkaardige andere verschijnselen concreet kan c.q. moet doormaken. Zin heeft zijn leven, objectief beschouwd, intussen niet, geen andere zin althans dan dat het, als in het zijnde begrepen, onontkoombaar geleefd moet worden.
Aldus eind jaren 1950 geschouwd en - als zijnde relevant en mogelijk zelfs van enig nut - uiteindelijk in bovenstaande bewoordingen opgetekend te Calp (E) op 9 november 2015.
Wynand Willem Marie Collaris drs. Germaanse filologie
∗ Geboren op 24 februari 1941 te Hoensbroek
Ω Overleden op 30 april 2016 te Benidorm
Zie ook het Bijschrift bij "Het Zijnde".